Roadies waren het podium aan het volzetten met instrumenten en microfoons, en Walter deed het verhaal van Conor Oberst: dat hij al op zijn twaalfde was begonnen muziek op te nemen, dat hij nog altijd in Omaha woonde, dat zijn band meer een familie of collectief was dan zomaar een rockgroep. Van alle kanten stroomden er weer jonkies de zaal binnen, stralend van verwachting, levende illustraties van de bandnaam Bright Eyes. (Wat een stuitende kutnaam, dacht Katz. Kijk ons eens jong en onbedorven zijn.) Zijn nu totaal bedorven stemming had niet zozeer met afgunst te maken, en zelfs niet met het gevoel dat hij zichzelf als rocker overleefd had. Het was meer een soort wanhoop over de versplinterdheid van de wereld. De natie vocht momenteel smerige grondoorlogen uit in twee verre landen, de planeet warmde sneller op dan een broodrooster, en hier in de 9:30 werd hij omringd door honderden kinderen à la de bananenbroodbakkende Sarah, overlopend van argeloze verwachting, verzekerd van hun onvervreemdbare recht op... ja, op wat? Op emotie.
Autore: Jonathan Franzen